LECTUURFICHE DE BRIEF VOOR DE KONING
Dragt, T. (1962) De brief voor de koning
Amsterdam: Uitgeverij Leopold

Nog een paar uur en Tiuri wordt tot ridder geslagen. In de kerk moet hij bezinnen en mag hij met niemand spreken. Plots wordt er om hulp gefluisterd. Tiuri staat voor een verscheurende keuze. Biedt hij hulp, zoals een echte ridder zou doen? Maar dan wordt hij geen ridder ... Hij besluit de man te helpen. Wat volgt is een aartsmoeilijke opdracht. Hij moet een geheime brief aan de koning van het andere rijk bezorgen, aan de andere kant van de bergen. Het lot van het koninkrijk ligt plots in Tiuri's jonge handen.
De brief voor de koning speelt zich af in de middeleeuwen, in het Rijk van Unauwen en het Rijk van Dagonaut. Een fantasiewereld die tot de verbeelding spreekt. Een personale verteller vertelt het verhaal van de 16-jarige 'bijna-ridder' Tiuri, zoon van Tiuri. Het verhaal is opgedeeld in 8 grote delen, die elk vertellen over een ander stuk van Tiuri's reis. Elk deel begint met een paginavullende zwart-wit illustratie die Tonke Dragt zelf heeft getekend. Korte hoofdstukken binnen elk deel maken het verhaal erg behapbaar.
Een boek met meer dan 3 miljoen verkochte exemplaren, dat met de Griffel der Griffels bekroond werd tot beste jeugdboek van de afgelopen 50 jaar en nu als eerste Nederlandstalige boek een Netflixserie heeft gekregen ... Wel, dat schept hoge verwachtingen. Zijn ze ingelost? Absoluut!
Een fantasyverhaal, hier meer een avontuurlijke ridderroman, is het soort boek dat ik als jonge tiener met plezier las. Ik was dan ook benieuwd om nog eens terug in dit genre te duiken. Zou ik me nog steeds helemaal kunnen laten meeslepen? Ja hoor, de 12-jarige die blijkbaar nog ergens in mij verborgen zit, vond het fantastisch om nog eens dit type boek te lezen.
Pagina 1 en ik ben al gecharmeerd. Het boek begint met een grote kaart die de fantasiewereld van De brief voor de koning mooi illustreert. Dat hoort voor mij bij een fantasyverhaal. Regelmatig bladerde ik tijdens het lezen terug naar voren om te kijken op de kaart waar Tiuri zich juist bevindt op zijn tocht. Het helpt om een alles nog visueler te maken.
Tonke Dragt weet alle verwachtingen van een klassiek, avontuurlijk ridderverhaal in te lossen. Een heldhaftig hoofdpersonage vol doorzettingsvermogen en moed: Tiuri, de allemansvriend, sluit je als lezer onmiddellijk in je hart. Onderweg krijgt hij gezelschap van Piak, een jongen uit de bergen. Ze ontwikkelen een trouwe en onafscheidelijke vriendschap. De vrienden staan zij aan zij in hun avontuurlijke tocht door een magisch en afwisselend landschap dat Dragt op een krachtige en erg visuele wijze weet te schetsen.
Een boek van 446 pagina's kan al eens afschrikken. De brief voor de konging leest echter als een trein. Dragt hanteert een heldere, eenvoudige schrijfstijl die helemaal niet oud aanvoelt. Het verhaal wordt nooit saai. De spanning blijft meer dan 400 pagina's lang voelbaar. Dankzij het beeldende taalgebruik waan je je als compagnon mee op een paard aan de zijde van Tiuri.
Mijn 12-jarige ik had dit boek ongetwijfeld een 5 op 5 gescoord. Als volwassen lezer trek ik er een half puntje af. Ik vond het toch net een tikkeltje te voorspelbaar. Je voelt gewoon het hele boek lang dat het niet anders kan dan dat alles goed komt. Ook al zijn er heel wat spannende wendingen en komt Tiuri af en toe voor hete vuren te staan, hij is een echte held die alles en iedereen overwint. Als volwassen lezer had ik toch graag enkele mindere kantjes van hem ontdekt. Maar eerlijk, ik kan niet wachten om het vervolg te lezen.
" 'Wat mooi is het hier toch', zei Tiuri, toen ze verder liepen. Hij zag alles nu veel beter, leek het, nu hij niet meer bezwaard werd door vermoeidheid en pijn, zorg of wantrouwen... de machtige bergwanden, de spaarzaam groeiende, grillige dennenbomen, de steeds wisselende vergezichten, de spattende, bruisende waterstroompjes, de wolken als sluiers aan de bergtoppen.
'Hou je er ook van?' vroeg Piak. 'Ik ken alleen dit en ik kan dus niet vergelijken, maar ik geloof dat ik nergens anders zou willen wonen. Ik vind het heerlijk om te klimmen en te klimmen en dan te zien waar ik kom. Mijn vader was net zo, en in mijn dorp zeiden ze dat hij gek was. Hij is op een dag in de ravijn gestort en ze zeggen dat ik ook zo terecht zal komen. Onzin! Een buurman van mijn vader wilde nooit een stap buiten het dorp zetten en hij ging ook dood omdat hij van een trap viel. Je kunt dat toch beter in een ravijn vallen, vind je niet? Dan heb je tenminste nog wat gezien.'
Tiuri was het met hem eens."
(Dragt, 1962, p. 213-214)
