LECTUURFICHE DE IJSMAKERS
Van der Kwast, E. (2015) De ijsmakers Amsterdam: De bezige bij

Giovanni Talamini is de zoon van Italiaanse ijsmakers. Elke lente trekt hij samen met zijn ouders en broer Luca naar Rotterdam om daar in hun ijssalon te werken. In het najaar keren ze steeds terug naar de bergen in het noorden van Italië, hun echte thuis. De ijsmakersfamilie kent een decennialange traditie waarbij het ijsmaken en het ijssalon van vader op zoon worden doorgegeven. Giovanni besluit met deze traditie te breken en kiest voor de literatuur en poëzie. Kan zijn gebroken familieband nog hersteld worden als zijn broer Luca met een heel bijzondere vraag komt?
Van der Kwast neemt je in De ijsmakers mee op een kleine wereldreis. Van de bergen en de sneeuw in Noord-Italïe, tot in ijssalon Venezia in Rotterdam, maar ook lang talloze hotelkamers en poëziefestivals op alle continenten. Het verhaal wordt voor het grootste deel verteld vanuit het perspectief van Giovanni. Regelmatig keert de verteller ook terug in de tijd om de verhalen van Giovanni's vader en grootvader te vertellen, toen Giovanni nog niet geboren was. Het boek is opgedeeld in korte hoofdstukken met erg sprekende en humoristische titels zoals 'Hoe mijn vader zijn hart verloor aan een kogelslingeraarster van 83 kilo'.
De ijsmakers is gericht op twee thema's. Enerzijds komt de geschiedenis van en de passie voor het Italiaanse ijs uitgebreid aan bod. Anderzijds ligt de focus op de persoonlijke ontwikkeling en keuzes van Giovanni, die zijn eigen weg durft te gaan, weg van de traditie.
Dat eerste onderwerp, het ijs, weet me wel te boeien. Als fervente hobbykok en ijsfanaat (wie is dat niet?) vind ik het interessant om te lezen hoe ijs voor het eerst gemaakt werd. Een wonderlijk proces, waarvoor ijsblokken uit de bergen werden gehaald. Van der Kwast weet deze historisch correcte informatie op een fascinerende manier over te brengen, waarbij je als lezer bijna kan mee proeven hoe die eerste lepel ijs ooit smaakte. Hemels!
De passie voor het proces, de ontwikkeling van nieuwe smaken en ervaringen, krijgt in het boek een poëtische toon. Op die manier legt Van der Kwast ook de link naar het leven van Giovanni Talamini. Hij laat het ijsmaken achter zich om zich volledig te kunnen focussen op dichters en poëziefestivals. Via de taal in het boek laat Van der Kwast voelen dat de familie veel meer met elkaar verbonden is dan ze zelf beseffen. Een passionele zoektocht naar nieuwe ontdekkingen, in ijssmaken of poëzie, is wat hen verbindt.
Dat tweede thema, het leven van Giovanni, laat me veel meer op mijn honger zitten. Het verhaal ontwikkelt zich traag. Je voelt als lezer al snel dat er iets gaat gebeuren tussen Giovanni en zijn broer Luca. De spanning en verschillen tussen beide krijgen vanaf het begin de nodige aandacht maar je moet lang wachten op de effectieve gebeurtenis die het verhaal een nieuwe wending geeft. Wanneer dit dan eindelijk zo ver is en Giovanni voor een moeilijke keuze wordt gesteld, mis ik als lezer heel wat psychologische diepgang. Ik had graag meer geweten over het innerlijke confict waarmee Giovanni sowieso geworsteld heeft. Dit ontbrak en hield me op afstand om echt in het verhaal te kruipen.
De ijsmakers is een boek dat gekenmerkt wordt door zijn beschrijvend karakter. Een groot stuk van de levensloop van Giovanni, maar ook die van zijn voorvaders wordt beschreven. Je krijgt de tijdsgeest mee van verschillende generaties. Dat er heel wat elementen uit zo'n lange periode aandacht krijgen, bovendien bij verschillende personages, zorgt ervoor dat er weinig ruimte is voor psychologische diepgang.
Oh, één klein elementje zorgde ervoor dat ik steeds uit het verhaal werd gehaald. In het boek krijgt het woord ijssalon steeds het lidwoord 'de' - de ijssalon dus. Dat voelde voor mij erg onnatuurlijk en incorrect aan. Naar mijn aanvoelen is 'het ijssalon' juist. Na opzoekingswerk blijkt dat beide lidwoorden correct zijn. Toch vond ik dit vervelend, want telkens ik dit woord tegenkwam, ergerde ik mij. Een klein woordje met een grote impact op mijn leesbeleving.
"En toen sprong hij zomaar in mijn armen, die samen met de spieren in mijn rug schrokken van zijn gewicht.
'Zio! Zio!' riep hij.
Ik tilde Guiseppe in de lucht en hield hem voor me als een trofee. Je bent van mij, dacht ik. Je bent van mij. En de komende tijd zou hij ook van mij zijn, terwijl Sophie en Luca in de ijssalon werkten.
Guiseppe lachte, ook met zijn ogen en zijn wenkbrauwen, maar het meest met zijn mond. Hij was laat met wisselen en had al zijn melktanden nog. Ze waren maagdelijk wit. Het is alsof deze lach dwars door de jaren heen blijft stralen. Hij vormt samen met de lak van de auto op de achtergrond en de zon op de sneeuw verder weg een echo van licht. 'Zio!'
Het zijn glinsterende herinneringen. We wonen op goud, maar we kunnen er niet bij."
(Van der Kwast, 2015, p. 273)